Vlaanderen heeft een moeilijke relatie met Brussel. De stad heeft zeker wel (historische?) gelijkenissen met Antwerpen of Gent, 'maar men spreekt er toch zo weinig Nederlands, mijnheer'.

Wallonië heeft een complexe relatie met Brussel: het is een overwegend franstalige stad, maar er zijn daar toch meer inwoners dan verwacht die (ook) Nederlands spreken. 'Luik of Charleroi zijn toch anders'.

Die bijzondere situatie van de hoofdstad en het hoofdstedelijk gewest (dat is trouwens meer en meer hetzelfde) weerspiegelt zich ook in de recente resultaten van de Taalbarometer. Al voor de vijfde keer wordt bij een paar duizend Brusselaars op wetenschappelijke manier door de VUB in kaart gebracht welke talen ze goed kennen en welke talen ze gebruiken (wat niet hetzelfde is). Oorspronkelijk was de eerste Taalbarometer rond de eeuwwisseling bedoeld om te meten of er nog (voldoende) Nederlands in Brussel gesproken werd. Een vrij defensieve insteek dus.

Vooral de laatste twee barometers in 2018 en 2024 zijn in de feiten offensiever geworden: Brussel is demografisch dermate veranderd dat vandaag eerder de meertaligheid wordt gemeten.

En de cijfers zijn opmerkelijk. Het Frans is nog steeds de meest gesproken taal maar van bijna 100% tien jaar geleden over 87% vijf jaar geleden is dat vandaag nog 81%. Brussel wordt internationaler en minder franstalig. Het Engels boomt: vandaag spreekt bijna de helft van de Brusselaars die taal. Je hoort nochtans bijlange niet overal in Brussel Engels, maar het is wel meer aanwezig dan vroeger. Nederlands hoor je wel overal. Misschien niet zo veel, maar wel overal. En het Nederlands zit weer in de Brusselse lift: tien jaar geleden sprak een derde van de Brusselaars Nederlands, dat zakte naar 16% vijf jaar geleden maar stijgt nu weer naar bijna 23%. Onze jarenlange massale en kwalitatieve investeringen in het Nederlandstalig onderwijs werpen dus hun vruchten af. Voor het Nederlands én voor de meertaligheid. Daar worden Brussel en dus alle Brusselaars beter van.

Misschien dat de Vlamingen dat stilaan gaan inzien? En dat onze Waalse vrienden ook wat meer gaan investeren in de kennis van het Nederlands?

Waar een Taalbarometer al niet goed voor is…

Sven Gatz 

Le baromètre de Bruxelles

La Flandre entretient une relation difficile avec Bruxelles. La ville présente certes des similitudes (historiques ?) avec Anvers ou Gand, "mais on y parle de toute façon si peu le néerlandais, monsieur".

La Wallonie entretient une relation complexe avec Bruxelles : c'est une ville majoritairement francophone, mais il y a plus d'habitants que prévu qui parlent (aussi) le néerlandais. Liège ou Charleroi, c'est quand même différent".

Cette situation particulière de la capitale et de la région capitale (qui est d'ailleurs de plus en plus la même) se reflète également dans les résultats récents du Baromètre linguistique. Pour la cinquième fois déjà, la VUB interroge scientifiquement quelques milliers de Bruxellois pour savoir quelles langues ils connaissent bien et quelles langues ils utilisent (ce qui n'est pas la même chose). À l'origine, le premier Baromètre linguistique, réalisé au début du siècle, visait à déterminer si l'on parlait encore (suffisamment) le néerlandais à Bruxelles. Une approche plutôt défensive, en d'autres termes.

Les deux derniers baromètres, en 2018 et 2024, sont en fait devenus plus offensifs : Bruxelles a changé démographiquement à tel point que le multilinguisme est aujourd'hui plutôt mesuré.

Et les chiffres sont remarquables. Le français reste la langue la plus parlée mais de près de 100% il y a dix ans, de 87% il y a cinq ans, on passe à 81% aujourd'hui. Bruxelles s'internationalise et devient moins francophone. L'anglais est en plein essor : aujourd'hui, près de la moitié des Bruxellois parlent cette langue. L'anglais n'est certes pas présent partout à Bruxelles, mais il l'est davantage qu'auparavant. Le néerlandais s'entend partout. Peut-être pas autant, mais partout. Et le néerlandais est à nouveau en hausse à Bruxelles : il y a dix ans, un tiers des Bruxellois parlaient le néerlandais, ce chiffre est tombé à 16 % il y a cinq ans, mais il remonte aujourd'hui à près de 23 %. Nos années d'investissements massifs et qualitatifs dans l'enseignement du néerlandais portent donc leurs fruits. Pour le néerlandais et pour le multilinguisme. Cela profite à Bruxelles et donc à tous les Bruxellois.

Peut-être que les Flamands s'en rendent compte peu à peu ? Et que nos amis wallons investissent eux aussi davantage dans la connaissance du néerlandais ?

Ce à quoi un baromètre linguistique sert déjà...

Sven Gatz