Jong Vld Brussel - Commons, de meest recente groene uitwas

14-06-2023

Deze tekst werd geschreven op basis van de bijdrage in Carte blanche, Le Vif., 18 april 2023. Door Aline Godfrin, politiek secretaris MR, Brussels parlement en bestuurslid MR Bruxelles. David Leisterth, fractievoorzitter MR in het Brussels parlement en voorzitter MR Bruxelles en Clémentine Barzin, Volksvertegenwoordiger MR in het Brussels Pparlement


(vertaald voor BlueTalks door Johan Basiliades, fractiesecretaris Open Vld Brussel). 

Het is wat onopgemerkt voorbijgegaan, maar Magalie Plovie (Ecolo) en Lotte Stoops (Groen) hebben enkele dagen geleden samen hun discussienota over de commons voorgesteld in het Brussels parlement. Onder "Commons" moet je het collectief beheer van publieke en private goederen verstaan, zowel goederen als kennis, die volgens welbepaalde regels in zelfbeheer gedeeld worden.

Geïnspireerd door het werk van Elinor Ostrom, willen de groene volksvertegenwoordigers de reflectie over een nieuw opkomend bestuursmodel bevorderen, een derde weg naast het beheer door de staat en de privésector, waardoor de beslissingsmacht en de organisatie bij burgercollectieven zouden komen te liggen. In dit model wordt de publieke besluitvorming voorgesteld als de conditio sine qua non om ten volle het algemeen belang te kunnen realiseren. Het doel: het bruto nationaal geluk verhogen.

Eens we over de wat amusante referenties naar de middeleeuwen heen hebben gelezen, blijkt de nota onder een vernislaag van goede bedoelingen een gevaarlijke oproep te verbergen naar een nieuw dictaat, namelijk het dictaat van burgercollectieven zonder eigenlijke democratische legitimiteit.

De nota gaat uit van het principe dat acties ondernomen door burgercollectieven beter beantwoorden aan de verzuchtingen en behoeften van de burgers, waarbij de staat tot een bijrol herleid wordt en uit de binaire relatie "staat-markt" treedt. Zonder enigszins minachtend te doen over het werk van welbepaalde collectieven, of de nuttige en complementaire rol te miskennen die verenigingen vervullen die deze aanvullende expertise hebben opgebouwd, roept het overslaan van het centrum van de beslissingsmacht naar collectieven aanzienlijke problemen op qua representativiteit, kosten en resultaatsverbintenissen.

Ten eerste is het niet alleen kort door de bocht en naïef om van het postulaat uit te gaan dat burgercollectieven beter in staat zouden zijn om het algemeen belang te dienen. Het gaat inderdaad bewust of onbewust voorbij aan het gegeven dat het middenveld zelf uit drukkingsgroepen en lobby's bestaat. Ze verdedigen standpunten en scharen zich achter agenda's die niet noodzakelijk op unanimiteit binnen de bevolking kunnen rekenen. Sommigen staan zelfs zeer dicht bij politieke partijen. 

Er ontstaat dan een onevenwichtige afweging tussen de burger die zijn democratische plicht vervult bij de verkiezingen en de burger die zich inzet voor een collectief, betaald of niet (hetgeen trouwens aan de basis van belangenconflicten kan liggen voor wie van die inzet in zijn levensonderhoud moet voorzien), goed wetende dat we niet allemaal gelijk zijn als het op vrije tijd aankomt. Een gepensioneerde of inactieve persoon zal zo meer vrije tijd hebben dan iemand die voltijds werkt.

Echte volksraadplegingen organiseren die voorgelegd worden aan alle Brusselaars over thema's van gewestelijk belang, zoals wij het voorstellen, zou rechtstreekse participatie van iedereen mogelijk maken, en vermijden dat een militante minderheid haar wil opdringt aan een zwijgende meerderheid. Hoewel de grondwet dit al sinds 2014 mogelijk maakt, is er tot op heden geen initiatief genomen om deze democratische dynamiek op gang te brengen.

Naast de vragen met betrekking tot de representativiteit, rijst er ook een vraag over de kostprijs. In hun nota roepen de ecologistische volksvertegenwoordigers duidelijk op om het uitrollen van een begeleidingssysteem voor de commons te bestuderen: de erkenning, het oprichten van een ondersteunende structuur, waaronder juridische bijstand, en zelfs het toevertrouwen van publieke goederen aan burgergemeenschappen. Dit brengt bijkomende uitgaven met zich mee. Er zijn zeker initiatieven die voortkomen uit de logica van de commons, en die het verdienen aangemoedigd te worden, zoals bijvoorbeeld de energiegemeenschappen, bepaalde coöperatieven of de community landtrust. Toch blijft er een fundamenteel verschil bestaan tussen de vrijheid van vereniging, de vrijheid om op eigen initiatief zaken te mutualiseren (wat wij verdedigen), en het promoten van een nieuwe "burger bestuurslaag" die bovenop het reeds sterk ontwikkelde verenigingsleven in Franstalig België komt, met een steeds groter beroep op overheidsmiddelen en zonder resultaatsverplichting. Sterker nog, bij het bekijken van de financiering van kleine structuren die actief zijn op sociaal en ecologisch vlak, of op het gebied van mobiliteit, blijkt dat de middelen eerst en vooral gebruikt worden om de tewerkstelling binnen deze structuren te waarborgen, voordat ze in de projecten zelf geïnvesteerd worden. Het aanmoedigen van de ontwikkeling van nieuwe erkende en door de overheid gefinancierde burgerstructuren zal de versnippering van publieke middelen verergeren, evenals het verschuiven van verantwoordelijkheid tussen een verzwakte overheid, een onderbenutte administratie, ondanks haar bijzondere capaciteiten, en een overvloed aan collectieve structuren die afhankelijk zijn van projectoproepen. Anders gezegd, we dupliceren (om niet te zeggen: verdrievoudigen) de bestaande structuren op kosten van belastingbetalers en de actieve middenklasse die al veel lasten draagt, voor een abstract idee van een derde weg los van zowel burgers als de private sector, terwijl deze laatsten er toch voor betalen. Hiermee bevestigen we dat het om een gedurfd en ongecompliceerd beleid gaat, waarvan we aannemen dat het gebaseerd is op een onbeperkte stroom van magisch geld.

Ten derde, riskeert de erkenning van een veelvoud aan burgerinitiatieven als derde machtsstructuur de reeds met karikaturen onderhouden dichotomie tussen de publieke sector (die men verwijt een onvolmaakte representativiteit te hebben) en de privésector (die men verwijt enkel uit te zijn op winst). Dit terwijl burgercollectieven een morele superioriteit zouden mogen genieten omdat zij als enigen in staat zouden zijn om volmondig het algemeen belang te dienen. Dergelijke vooroordelen miskennen niet alleen de inspanningen van de publieke sector om burgers meer te betrekken via burgerparticipatie (zoals de vele al gesubsidieerde initiatieven, de nieuwe schepenen van burgerparticipatie, enzovoort), maar ook de inspanningen van de privésector om vooruitgang te boeken op het gebied van ESG-doelstellingen met betrekking tot milieu, maatschappelijke betrokkenheid en bestuur.

Maar wat nog verontrustender is, is dat er een verschuiving plaatsvindt van het terrein van de ratio naar dat van de moraal, een trend die steeds vaker bekritiseerd wordt vanwege mogelijke excessen. Het uitdragen van waarden of het belichamen van een strijd, hoe nobel ook, is geen garantie voor succes. Neem bijvoorbeeld de coöperatieve bank New B. Haar ethische en duurzame waarden konden ondanks aanzienlijke publieke financiële steun haar faillissement niet voorkomen. De overheid moet dus altijd een objectieve analyse maken van mogelijke impact en resultaat voordat ze de geldkraan opent, en niet alleen oordelen op basis van achterliggende waarden. Een stap verder, het ondermijnen van de vaak gekritiseerde publiek-private relatie is zorgwekkend. Laten we vooral niet meer spreken van PPS (Publiek-Private Samenwerking), maar van PCS (Publiek-Commons Samenwerking). Hoewel winstmaximalisatie niet langer de enige focus is (bijvoorbeeld ten koste van het milieu en sociaal welzijn), is er nog steeds een groot verschil tussen winst najagen ten koste van alles en het opgeven van enig streven naar meerwaarde, of het minimaliseren van de meerwaarde tot een verwaarloosbaar niveau. Deze zorg is niet ongegrond, gezien de huidige versnippering van publieke middelen en de verwachtingen die men heeft van deze middelen.

Samengevat mogen we stellen dat de nota de verdienste heeft het debat te openen, maar meteen ook de vele gevaren blootlegt die een paradigmaverschuiving met zich meebrengt. Het verbaast ons niet dat Ecolo en Groen, als initiatiefnemers van dit voorstel en met een belangrijke electorale achterban in verenigingen, de agenda sturen. We roepen op tot de nodige waakzaamheid ten aanzien van mogelijke ideologische ontsporingen. We hopen dat er tussen het delen en het verplicht mutualiseren via gesubsidieerde collectieven meer dan alleen maar een ideologische stap zal zijn. Want niemand is immuun voor machtsmisbruik, of dat nu uitgaat van politieke partijen of van burgers.